Eén front tegen cocaïnesmokkel: van de kade in Rotterdam tot de boardroom in Washington

11

De Rotterdamse haven is al decennia een van de belangrijkste toegangspoorten tot Europa. Jaarlijks passeren miljoenen containers de terminals. Dit brengt talloze pogingen met zich mee van criminele organisaties om cocaïne het Europese continent binnen te smokkelen. In 2021 bereikte dat een hoogtepunt met ruim 72.000 kilo onderschepte cocaïne. Inmiddels zijn de aantallen drastisch afgenomen. Voor Jan Janse, districtschef van de Zeehavenpolitie in Rotterdam, is dat geen reden om achterover te leunen. “We hebben veel bereikt, maar criminelen vinden altijd nieuwe routes. Het is cruciaal om vol te houden.” Mede daarom werkt ambassaderaad Lodewijk Hekking vanuit Washington aan een internationale coalitie om drugssmokkel in de containervaart te bestrijden.

Weerbaarheid

In Rotterdam is de Zeehavenpolitie een bijzonder district binnen de politieorganisatie. Districtschef Jan Janse legt uit: “We zijn een volwaardig politiedistrict met basistaken, maar ook verantwoordelijk voor de maritieme grens. Daarnaast hebben we een recherche van bijna honderd mensen die zich richt op zware en georganiseerde criminaliteit.”

Portretfoto van Jean Paul van der Heide en Chief Financial Economic Crime Officer Philippe Vollot.

Lodewijk Hekking en Jan Janse.

Vertrouwensketen

Een belangrijk resultaat daarvan is de invoering van de ‘Vertrouwensketen’: een digitaal systeem voor containeroverdracht dat een betere beveiliging biedt dan voorheen. Sinds de invoering zijn er in Rotterdam geen diefstallen meer geweest van containers waarin cocaïne zat. “Technische maatregelen zoals deze hebben een groot verschil gemaakt”, stelt Jan.

Internationale samenwerking

Om nog effectiever de strijd tegen drugs aan te gaan moet niet alleen de haven van Rotterdam minder gevoelig voor smokkel worden. Cocaïne wordt geproduceerd in landen als Colombia, Peru en Bolivia en verscheept via havens in – onder meer – Panama, Costa Rica, Ecuador en Brazilië. “Ongeveer een derde van onze capaciteit zit inmiddels in internationale samenwerking”, zegt Jan. “We zijn voortdurend aanwezig in Latijns-Amerika, vaak samen met de Douane en buitenlandse partners. Sinds kort is er zelfs een Nederlandse havenliaison in Colombia, die met terminals en exporteurs samenwerkt om ook daar de beveiliging te versterken. Ook in Costa Rica is de belangstelling groot, juist omdat men wil voorkomen dat hun havens worden misbruikt.”

Mainportgelden helpen

De omslag naar meer weerbaarheid en internationale samenwerking was mede mogelijk dankzij extra middelen. Vanuit het directoraat-generaal Ondermijning (DGO) van het ministerie van Justitie en Veiligheid kreeg de Zeehavenpolitie zogeheten mainportgelden. Daarmee konden extra specialisten worden aangetrokken. Jan: “Het gaat om experts die overkoepelend meekijken met onderzoeken, patronen blootleggen en bedrijven adviseren. Zulke specialisten zijn kostbaar, de meeste politiekorpsen hebben ze niet. Dankzij de mainportgelden kunnen wij hen wél inzetten.”

Politieke aandacht

Minstens zo belangrijk was de politieke betrokkenheid. Toenmalig burgemeesters Aboutaleb (Rotterdam) en De Wever (Antwerpen) bezochten zo’n vier jaar geleden Latijns-Amerika en zetten cocaïnesmokkel via zeecontainers hoog op de agenda. In 2023 leidde dat tot een verklaring waarin overheid en logistiek, vooral de grote rederijen, besloten nauwer samen te werken. “Vijf jaar geleden zeiden rederijen nog dat zij alleen dozen vervoeren en niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud”, vertelt Jan. “Nu is er een cultuuromslag. Zij erkennen dat er maatregelen nodig zijn om misbruik van hun containers te voorkomen.”

Wat zijn mainportgelden?

Mainportgelden zijn extra middelen die het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikbaar stelt voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit in de belangrijkste Nederlandse toegangspoorten. Met deze gelden kunnen onder meer gespecialiseerde teams worden uitgebreid en nieuwe methoden worden ontwikkeld om criminaliteit in de logistieke keten te bestrijden.

“Door samen te kijken waar de risico’s zijn, kunnen we wereldwijd dezelfde veiligheidsmaatregelen stimuleren.”

“Vijf jaar geleden zeiden rederijen nog dat zij alleen dozen vervoeren en niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud. Nu is er een cultuuromslag.”

Enorme stap vooruit

Een echte doorbraak

Nederland is koploper

Internationale coalitie

Positieve spiraal

Inzichten bundelen

Van Rotterdam naar Washington

Europese samenwerking

Toch is het geen eenvoudig proces. Achter elke afspraak schuilt diplomatiek maatwerk. “De WSC vertegenwoordigt de rederijen, niet de overheden”, legt Lodewijk uit. “Zij moeten waken voor concurrentiegevoeligheid en commerciële belangen. Daarom bouwen we stap voor stap vertrouwen op. Mochten landen het echt juridisch dwingender willen aanpakken, is dat een beslissing die de politiek moet nemen.”

Voor Lodewijk is het belangrijkste succes tot nu toe dat de coalitie in Washington niet meer vrijblijvend is. “Drie jaar geleden was er niets. Nu hebben we een internationale alliantie waarin politie, Douane en rederijen samenwerken aan concrete verbeteringen.”

Inmiddels is de bereidheid om samen te werken sterk gegroeid. In 2024 vonden twee grote internationale meetings plaats waar heel open gesproken werd over kwetsbaarheden, iets wat tot voor kort ondenkbaar was. Dat was echt een doorbraak”, zegt Lodewijk. De gesprekken van toen hebben inmiddels geleid tot de oprichting van gezamenlijke werkgroepen waarin publieke en private specialisten gaan samenwerken aan het oplossen van IT- en beveiligingskwetsbaarheden. Lodewijk: “Dat is precies waarvan criminelen misbruik maken. Denk aan onbeveiligde toegang tot ladinginformatie of onvoldoende toezicht op wat personeel wel of niet mag inzien. Door samen te kijken waar de risico’s zijn, kunnen we wereldwijd dezelfde veiligheidsmaatregelen stimuleren.”

Nederland speelt in deze internationale coalitie een koplopersrol. “Ik merk in gesprekken met bijvoorbeeld Amerikanen en Canadezen dat ze echt onder de indruk zijn van hoe we in Rotterdam samenwerken met bedrijven. Dat is niet vanzelfsprekend in veel andere landen”, vertelt Lodewijk. “De publiek-private samenwerking die Jan beschreef, zien ze hier als voorbeeld.”

Het Nederlandse initiatief om met de WSC in gesprek te gaan ontstond enkele jaren geleden, toen politie-liaison Paul Stoppelenburg in Washington samen met internationale collega’s een manier zocht om de gezamenlijke strijd tegen drugscriminaliteit structureler te maken. Inmiddels is dat initiatief uitgegroeid tot een brede internationale coalitie van landen, waaronder Five Eyes (VS, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en het VK) en zeven Europese landen, verenigd in de “C7”: Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Zweden en Italië. “Wij brengen vanuit Washington de operationeel specialisten bij elkaar: politie- en douaneliaisons uit verschillende landen. Die delen hun kennis over kwetsbaarheden in de logistieke keten en bespreken die met de World Shipping Council. Zo proberen we patronen te herkennen die rederijen helpen om hun eigen processen beter te beveiligen”, legt Lodewijk uit.

De ambitie reikt verder dan het delen van kennis alleen. Uiteindelijk moeten de inzichten uit de werkgroepen leiden tot een soort ‘wereldwijde vertrouwensketen’, vergelijkbaar met wat in Rotterdam al succesvol is ingevoerd. “Idealiter identificeren experts gezamenlijk kwetsbaarheden en worden die vervolgens breed opgepakt door de rederijen zelf”, zegt Lodewijk. “Wij kunnen niets afdwingen, maar als rederijen de meerwaarde zien, ontstaat vanzelf een positieve spiraal. Dat is het uiteindelijke doel.”

Een van de belangrijkste doelen is om te voorkomen dat criminele netwerken misbruik maken van
de logistieke systemen van rederijen. Het gaat dan om vragen als: wie heeft toegang tot informatie over containers en is dat altijd nodig? Wordt er geregistreerd wie welke gegevens bekijkt? “Sommige bedrijven hebben dat al uitstekend op orde, maar niet iedereen”, zegt Lodewijk. “Door die inzichten
te bundelen, kunnen rederijen van elkaar leren en standaarden ontwikkelen die wereldwijd effect hebben.”

Die internationale samenwerking krijgt inmiddels ook vorm aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Want om echt verschil te maken, moeten afspraken niet alleen in Latijns-Amerika of Europa, maar wereldwijd gelden. In Washington werkt ambassaderaad Lodewijk Hekking namens het ministerie van Justitie en Veiligheid aan dat grotere plaatje: het overtuigen van rederijen, internationale partners en beleidsmakers dat havenveiligheid een gedeelde verantwoordelijkheid is. “De World Shipping Council (WSC) is de in Washington gevestigde belangenvereniging van alle grote rederijen ter wereld: Maersk, MSC, Hapag-Lloyd, noem maar op”, vertelt Lodewijk. “Zij behartigen de belangen van een groot deel van de wereldwijde scheepvaart. Als je die aan tafel hebt, kun je écht verschil maken.”

De Rotterdamse aanpak bleef niet onopgemerkt. De samenwerking met de havens van Antwerpen en Hamburg groeide de afgelopen jaren uit tot een hecht netwerk. Ook elders in Europa zijn havenbedrijven geïnteresseerd. Sinds dit jaar bestaat de Europese Havenalliantie die zeehavens beter wil beveiligen en best practices deelt. “In Rotterdam hebben we ruim 125 jaar ervaring met een politiekorps speciaal voor het havengebied. De meeste andere havens hebben dat niet. Wij dragen onze kennis graag uit”, zegt Jan.

Volgens Jan is een deel van het succes van de vermindering van de aanvoer te danken aan een beter geïnformeerde logistieke sector. Waar vroeger vooral onderzoek werd gedaan naar afzonderlijke drugspartijen, is de focus de afgelopen jaren komen te liggen bij het versterken van de weerbaarheid van bedrijven. “We onderzoeken nu vooral hoe criminelen misbruik maken van reguliere logistieke processen. Die kennis gebruiken we om bedrijven en terminals beter te beveiligen. Daarmee voorkom je dat drugs überhaupt binnenkomen.” Jan vindt de samenwerking met bedrijven in de logistieke keten cruciaal: “Terminals, rederijen en fruitbedrijven worden niet alleen door ons gecontroleerd, maar óók geholpen. We laten zien hoe en waar criminelen proberen binnen te komen. Bedrijven willen zelf natuurlijk ook een veilige werkomgeving vormen, dus de bereidheid om samen te werken is er.”